Het atelier van Kees Stoop ademde de persoonlijkheid van de kunstenaar – en dat is geen wonder. In zijn hele lange loopbaan bracht hij daar immers de meeste tijd door. Tot op enkele maanden voor zijn dood was Kees Stoop iedere werkdag in zijn atelier – om te doen wat hij nooit kon laten. Tekenen. Of schilderen.
Panta Rhei
Vele tekeningen van Kees Stoop getuigen van zijn liefde en ontzag voor de natuur. Waar het menselijk zwoegen op niets blijvends uitdraait, heeft de natuur een zekere mate van onvergankelijkheid: het water in de rivier is nooit hetzelfde water, maar toch blijft de rivier dezelfde. Hiermee wordt de eeuwige maar constante verandering geïllustreerd, alsook de eenheid der tegendelen.
Een van de lievelingsdichters van Kees Stoop was de Portugese dichter Fernando Pessoa – onderstaand fragment in de vertaling van August Willemsen:
Wanneer de lente komt
En als ik dan al dood ben
Zullen de bloemen net zo bloeien
En de bomen zullen niet minder groen zijn dan in het vorig voorjaar.
De werkelijkheid heeft mij niet nodig.
(einde citaat)
Zonder titel, 18 x 22 cm, krijt, jaartal onbekend
Het boek Prediker – het atelier als monnikscel
Kees Stoop heeft ooit alle psalmen, in de vertaling van Ida Gerhard en Marie van der Zeyde, gekalligrafeerd en ‘verlucht’. Dit monnikenwerk is in het bezit van de schilder Henk Helmantel, alsook de bladen over ‘Het Boek Prediker’. Kees Stoop in zijn commentaar: [Prediker] behandelt het thema van de zin van het leven. In het bijzonder staat daarbij de vraag van het menselijk zwoegen op de voorgrond:
– Alles wat ondernomen wordt om iets blijvends te bereiken is zinloos. De eeuwen tonen geen wezenlijke vooruitgang, maar eerder een vermoeiend herhalen van een stormloop die eindigt in het niets.
– Noch het menselijk egoïsme, noch het menselijk idealisme regeert, maar het is God die beschikt, en het is vergeefs te trachten zijn werk te doorgronden. –
Losse spreuken, die door één gedachte zijn bijeengehouden, namelijk dat alles ijdelheid is.
Het Boek Prediker, 1979, inkt, ca. 36 x 50 cm
Ze zijn weer thuis
Kees Stoop hield niet van exposeren, voornamelijk vanwege ‘het gedoe’. Toch is het regelmatig voorgekomen dat zijn werken op reis zijn gegaan, zoals voor de tentoonstelling in Zwijndrecht in 2015 waarmee de nieuwe expositieruimte van de gemeente, het Oude Raadhuis, succesvol werd geopend. Voor het eerst exposeerde Kees Stoop daar, naast overig werk, de serie die hij maakte naar aanleiding van de verschrikkingen in het Midden-Oosten. Conservator van het Rembrandthuis in Amsterdam, Bob van den Boogert (eind 2015 onverwacht overleden), schreef: “Prachtige tentoonstelling van indrukwekkende, aangrijpende beelden. Verstilling en verschrikking in één beeld gevangen en uitgevoerd met een haast vanzelfsprekende virtuositeit. Kees Stoop is een van de grootste levende kunstenaars die een overzichtstentoonstelling in een museum ten zeerste verdient!” Kees Stoop was alleen maar blij dat na afloop van de expositie zijn ‘kinderen’ weer heelhuids thuis waren.
‘Du holde Kunst, in wieviel grauen Stunden’
Kees Stoop was een groot liefhebber van klassieke muziek. Hij luisterde veel een vaak, in zijn atelier, terwijl hij aan het werk was. Schubert was een van zijn favoriete componisten. Op het zelfportret links zien wij Kees met een strakke, bijna bittere blik: vreemd voor een ieder die hem ooit heeft ontmoet. Maar een ieder die hem echt gekend heeft, weet dat Kees Stoop momenten had van grote somberheid. En steeds weer werd hij ‘gered’ door zijn werk.
De tekst van het beroemde Schubert-lied “An die Musik” zou voor Kees Stoop geschreven kunnen zijn:
Uiterst links: Zelfportret, krijt, 10,5 x 34 cm
Vertaling liedtekst: W. Vroon